Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Dit zijn de zonen van [34]Seir, den Horiet, inwoners van dat land: Lotan, en Sobal, en Zibeon, en Ana, 34. Deze Seir is daar geweest de eerste vorst, van wien het land oorspronkelijk den naam Seir bekomen heeft. Dit geslacht wordt hier verhaald, omdat Ezau en Elifaz met hun nakomelingen daarmede, door middel van het huwelijk, zijn vermaagschapt, en dat de heerschappij over het land van de Horieten op de nakomelingen van Ezau gekomen is; uit vergelijking van dit vs. vs.20 en vs.2, blijkt, dat de Horieten en Hevieten voor een genomen worden.
, [1897], Horites Horites Cave-men, a race of Troglodytes who dwelt in the limestone caves which abounded in Edom. Their ancestor was "Seir," who probably gave his name to the district where he lived. They were a branch of the Hivites (Gen 14:6; Gen 36:20; Ch1 1:38, Ch1 1:39). They were dispossessed by the descendants of Esau, and as a people gradually became extinct (Deu 2:12).